Een van de opmerkingen bij de centrale bespreking van het havo wiskunde A examen was dat het wel erg talig was. 'Toetsen we wiskunde of begrijpend lezen?', zo werd er verzucht.
En dat is nog maar een van de problemen bij dat examen, en niet alleen daar.
In
WiskundE-brief 931 zagen we dat de omvang van de inleidende teksten bij het wiskunde A examen op het vwo groter was dan ooit.
Hetzelfde blijkt het geval bij de havo, als we ons tenminste beperken tot de eerste tijdvakken
1).
Hieronder is dat in beeld gebracht.
Op het vwo zijn meer dan 2000 woorden in de inleidende zinnen intussen al heel gewoon en ook op de havo is nu deze grens doorbroken.
Problemen
In
WiskundE-brief 931 bespreek ik enige bezwaren tegen grote hoeveelheden tekst in wiskunde-eindexamens.
In dit stukje wil ik twee andere aspecten van het talige karakter van de wiskunde A examens onder de aandacht brengen.
Eén heeft betrekking op de interpretatie van de examenopgaven door examenkandidaten, de andere op de interpretatie van wat leerlingen hebben opgeschreven door hun docenten.
Een van de problemen is de woordenschat van de leerlingen.
Zo bleek het woord (huisartsen)
consult niet bij iedereen bekend.
Kandidaten hebben het recht om onbekende woorden op te zoeken, maar mogelijk ervaren zij een drempel om om een woordenboek te vragen. Fundamenteler is het probleem dat soms pas in het beoordelingsmodel, onderdeel van het correctievoorschrift, echt duidelijk wordt wat de bedoeling van de vraag was.
In dat geval krijgen leerlingen die het anders hadden begrepen vaak steun van hun docenten en soms ook van het CvTE.
Dit jaar werd vraag 7 van het havo examen wiskunde-A na opmerkingen van docenten teruggetrokken, omdat kennelijk iets anders werd gevraagd dan bedoeld.
Er werd een vraag gesteld over de
totale uitgaven aan mobiele data in Finland en Nederland, terwijl uit de uitwerking bleek dat gedoeld werd op de gemiddelden
per simkaart.
Om het nog wat pijnlijker te maken, het aantal simkaarten in Nederland was met de gegevens bij een eerdere vraag wel min of meer te berekenen, maar dat van Finland niet.
Een ander voorbeeld van een onjuiste vraagstelling is vraag 16.
Deze is niet teruggetrokken. Daarvoor was het misschien te subtiel
2).
Bij deze vraag werd als bijlage schetsmatig een grafiek gegeven waarin ogenschijnlijk te zien is hoe snel je een bocht met een bepaald type F-1 auto kunt nemen nemen als je de straal van de bocht weet.
Gevraagd werd om het gebied aan te geven waar de coureur uit de bocht vliegt en dit toe te lichten.
Het probleem is echter dat op de verticale as niet de werkelijke snelheid van de auto is uitgezet, maar - zoals tot twee keer uitdrukkelijk vermeld - de
maximale bochtensnelheid.
Dat is de snelheid waarbij de auto net niet uit de bocht vliegt.
Het is dus onmogelijk om met dit assenstelsel punten aan te wijzen waar de auto uit de bocht zou vliegen.
Interpretatie
Een ander veel opduikend probleem is de interpretatie van antwoorden van leerlingen door hun examinator en de tweede corrector.
De vraagstelling bij wiskunde A opgaven is vaak zodanig dat een antwoord 'in gewoon Nederlands' voor de hand ligt of zelfs wordt verwacht.
Ik neem als voorbeeld vraag 2 van het
genoemde havo-examen.
Een eenvoudige vraag waarop heel goed gescoord zou moeten kunnen worden.
De vraag luidt:
Bereken bij welke leeftijden volgens formule 2 het aantal huisartsconsulten per persoon per jaar lager is dan 4,5. |
Formule 2 ziet er zo uit:
A = 1,75 + 0,05 l.
Hierin is
l de leeftijd van de persoon in jaren en
A het aantal huisartsconsulten.
Oplossen van de vergelijking geeft
l = 55, maar in de vraag staat
lager en dus is het juiste antwoord: minder dan 55, want de functie is stijgend.
Omdat leeftijd beschouwd wordt als een discrete variabele die elke verjaardag verspringt en omdat bij de formule uitdrukkelijk was vermeld dat deze betrekking had op personen van 5 jaar en ouder, zijn leeftijden van 5 tot en met 54 jaar het gewenste antwoord.
Dat
van 5 jaar hoeft niet opgeschreven te worden en 55 jaar of jonger kost de kandidaat één punt.
Tot nu toe nog weinig aan de hand.
Leerlingen, en niet alleen zij, gebruiken echter diverse manieren om een reeks (hele) getallen aan te geven.
Het probleem is echter dat de precieze betekenis lang niet altijd vastligt en een bijkomend probleem is dat veel docenten daar geen oog voor hebben.
Met of zonder grenzen?
In plaats van het ondubbelzinnige
tot en met gebruikten sommige leerlingen
tot.
Op het eerste gezicht lijkt dit duidelijk, want 'tot' is zonder bovengrens.
Dus tot 55 jaar is goed, maar tot 54 niet.
In de praktijk wordt echter het woordje 'tot' niet zelden gebruikt in de zin van 'tot en met'.
Als u zich ergens voor kunt opgeven 'tot 15 juni', zullen veel mensen teleurgesteld zijn als hun inschrijving op 15 juni wordt geweigerd.
Nog waziger wordt het bij het gebruik van het woord 'tussen'.
Als het gaat om een continuüm, zoals bij een bezoekuur tussen een en drie uur, maakt het in de praktijk weinig uit of de grenzen wel of niet meetellen.
Als het echter gaat om een reeks hele getallen is 'tussen' behoorlijk dubbelzinnig.
Is tussen 5 en 10 hetzelfde als 6 tot en met 9 of hetzelfde als 5 tot en met 10?
Of is het nog iets anders?
Zoals ook blijkt uit
het verslag van de centrale bespreking gaan veel wiskundedocenten ervan uit dat 'tussen' betekent dat de grenzen niet meetellen en dat leerlingen waarbij duidelijk is dat ze inclusief de grenzen bedoelen gestraft moeten worden met aftrek van een punt.
Wat wordt beoordeeld?
In de praktijk wordt 'tussen' op verschillende manieren gebruikt en blijkt vaak uit de context of de grenzen wel of niet meetellen.
In onderstaand geval, afkomstig uit
een overzicht van de opeenvolgende generaties, worden de grenzen duidelijk meegerekend:
"Babyboomers (geboren tussen 1941 en 1955)
Generatie X (geboren tussen 1956 en 1970)
Pragmatische generatie (geboren tussen 1971 en 1985)
Generatie Y (geboren tussen 1986 en 2000)
Generatie Z (geboren tussen 2001 en 2015)
Generatie Alpha (geboren na 2015)" |
Tussen wordt dus op verschillende manieren gebruikt en voor zover ik weet is er geen officiële instantie die voorschrijft wat het juiste gebruik is.
Daarnaast kun je je afvragen welk vak je nu aan het beoordelen bent door ander dan gewenst taalgebruik af te straffen bij wiskunde-examens.
gk
--------------------
1) Het tweede tijdvak van 2018 had nog wat langere teksten.
2) Achteraf werd via de Examenlijn wel toegegeven dat het 'strikt genomen' beter had gekund.