In WiskundE-brief 916 werd door Paul Beckers beweerd dat de zorgelijke ontwikkeling van de cijfers bij de CEs wiskunde wordt veroorzaakt door de vorm van begeleiding
die leerlingen krijgen.
In het bijzonder de keuze voor de rol van coach zou hieraan ten grondslag liggen.
Ik wil graag een andere geluid laten horen.
Sinds het begin van dit schooljaar heb ik het helemaal over een andere boeg gegooid met mijn leerlingen.
Waar ik vorig jaar nog vrij veel klassikaal aan het uitleggen was, ben ik overgestapt op minder uitleggen en minder vragen beantwoorden.
Sterker nog, als er een nieuw concept, met bijbehorende vaardigheden, wordt geïntroduceerd, leg ik hooguit een paar begrippen uit en dan kunnen de leerlingen meteen aan de slag.
Ik stap dan onmiddellijk in de rol van coach.
Ik coach niet in de zin dat ik uitleg wat ze wiskundig fout doen of wat mogelijk een volgende stap zou kunnen zijn.
Ik coach op het proces dat zich afspeelt in de klas.
Lerende houding
Betekent dat dat ik uitsluitend orde aan het houden ben? Absoluut niet.
Voorafgaand aan deze lessen heb ik veel geïnvesteerd in een lerende houding bij mijn leerlingen.
Ze weten wat er van ze verwacht wordt als ze iets niet kunnen of als ze denken klaar te zijn.
Ze gaan kijken wat anderen hebben gedaan om op ideeën te komen of om te controleren of hun aanpak werkt of dat ze nog iets kunnen leren van een alternatieve aanpak.
Uiteraard volgt na het zelf ontdekken van nieuwe conceptuele kennis wel een samenvatting, waarin de verschillende invalshoeken rond het nieuwe of verrijkte concept en
geconstateerde misconcepties besproken worden.
Deze samenvatting wordt door mijzelf samen met de leerlingen gemaakt.
Daarna volgt een fase van inoefenen van de bijbehorende vaardigheden.
En als dat gebeurd is, komen de toepassingsopgaven waarbij leerlingen hun probleemoplossend vermogen moeten inzetten om een keuze te maken uit de in te zetten kennis en vaardigheden.
Ook hier gaan de leerlingen vooral met elkaar in gesprek en vat ik achteraf samen wat ik gezien heb.
Landelijke trend
Wat de oorzaak is van de landelijke trend in de CE-cijfers is niet zo eenvoudig te achterhalen.
Dat lijkt me zeer complex.
Ik weet in ieder geval wel dat mijn werkwijze niet zomaar uit een hoge hoed gekomen is.
Hij is gebaseerd op 15 jaar wetenschappelijk onderzoek door
Peter Liljedahl.
Hij beschreef dit in zijn boek 'Building Thinking Classrooms'.
De manier van werken die een docent kiest moet vooral goed bij hem of haar passen en het is belangrijk na te denken over de na te streven doelen.
Als u meer de coachende rol kiest, leren uw leerlingen meer dingen dan alleen het nadoen van het voorbeeld dat u hen aanreikt.
Ze leren samenwerken, doorzetten en een keer een risico nemen.
Maar ze leren bovenal ook veel wiskunde.
De door Peter Liljedahl beschreven werkwijze doet recht aan de rijkheid van ons vak en zorgt dat voorbeeldje nadoen verandert in zelf denken en tot oplossingen komen.
Flex-uren
Frontaal lesgeven doe ik vaak niet, klassikaal meestal wel.
De leerlingen hebben alle mogelijkheden om op hun eigen wijze deel te nemen en daarbij meer of minder diepgang te bereiken al naar gelang de snelheid
waarmee ze zich iets nieuws eigen maken.
Als we ook nog flex-uren zouden hebben, zou ook dit probleem opgelost kunnen worden en zou het verschil tussen de leerlingen kleiner kunnen worden.
Uiteraard moeten de flex-uren dan wel op een goede manier ingezet worden en dat lukt helaas vaak niet.
Ik zou dus zeggen dat een coachende rol van de docent de leerlingen heel veel kan brengen, als dit goed uitgevoerd wordt.
En daar zit precies de crux.
Het gaat om de kwaliteit van de docent.
Mocht u willen sparren over wel klassikaal, maar niet frontaal lesgeven, laat het me dan weten.
Maarten Müller,
m.muller@marianum.nl.