Vorige week kwam naar buiten dat scholen in Eersel, Meerssen
en Driehuis hun examens zijn kwijtgeraakt nadat het werk verzonden
was via PostNL. Ongeveer honderd scholieren in het voortgezet
onderwijs moeten daardoor opnieuw in een aantal vakken examen doen.
Ik vraag mij af of de procedure van correctie van schriftelijke
eindexamens niet een keer aan vernieuwing toe is. Wellicht kan
er dan meteen tegemoet worden gekomen aan de soms onverantwoorde
tijdsdruk die door de examencorrectie ontstaat.
De beoordelingsprocedure bij schriftelijke eindexamens op het
voortgezet onderwijs is al vele tientallen jaren ongewijzigd.
De procedure, die is vastgelegd in wet- en regelgeving, bepaalt dat
het werk eerst wordt nagekeken door de examinator en daarna wordt
opgestuurd naar de school van de gecommitteerde. Nadat laatstgenoemde
het werk ook heeft beoordeeld, neemt hij of zij, meestal telefonisch,
contact op met de examinator voor overleg. Nadat er overeenstemming
is bereikt, wordt het werk compleet met een ingevulde en ondertekende
lijst van scores weer teruggestuurd en verwerkt door de school van
de examinator.
Kopiëren
Die procedure verloopt helaas niet altijd naar wens. En gaat er een
keer wat werk verloren, dan is een hele groep van eindexamenkandidaten
meteen de dupe. Zo moet ook een groep vwo-leerlingen dit jaar weer het
wiskunde A-examen opnieuw maken.
Naar aanleiding van recente incidenten heeft de onderwijsinspectie
scholen geadviseerd om het examenwerk eerst te kopiëren alvorens
het ter tweede correctie op te sturen. Sommige examinatoren doen dit
al, bijvoorbeeld om de discussie met de gecommitteerde beter te kunnen
voeren. De vraag is wat mij betreft echter of, mede gezien de huidige
mogelijkheden die de technologie biedt, de hele opzet van de
examencorrectie niet een keer drastisch moet worden aangepast.
Digitalisering
Het ligt voor de hand om te denken aan het snel digitaliseren en daarna
veilig opbergen van de examenwerken. Er kan dan vervolgens zonder gevaar
overleg op afstand worden gevoerd. Intussen is er al veel ervaring
opgedaan met het snel digitaliseren van grote hoeveelheden schriftelijk
materiaal. Een aantal scholen beschikt zelfs al over de hiervoor
vereiste en steeds betaalbaarder wordende apparatuur.
Wat dan nog wel nodig is, is een digitale omgeving waarin beide
correctoren niet alleen mondeling of schriftelijk van gedachten kunnen
wisselen maar ook bepaalde passages uit het examenwerk via de computer
aan elkaar kunnen tonen.
Haken en ogen
Uiteraard zitten er aan een dergelijke, nieuw te ontwikkelen procedure
nog allerlei haken en ogen. Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld of
het examenwerk vóór of ná de eerste correctie moet worden gedigitaliseerd.
Deze vraag raakt aan een vrij fundamenteel verschil van mening over de tweede
correctie. Sommigen zijn van mening dat deze geheel onafhankelijk van
de eerste correctie moet plaatsvinden. Er zijn scholen waar men aan
de examinator zelfs de eis stelt, geen aantekeningen op het examenwerk te
maken. Anderen zien de tweede correctie vooral als een controle van het
werk van de eerste corrector en hechten aan werk dat juist wél zichtbaar
is nagekeken.
Verder kun je je afvragen of de kwaliteit van de scans voldoende is om
bijvoorbeeld ook alle verbeteringen, doorhalingen en verwijderingen van
de kandidaten te zien. Ook moet bij een dergelijke nieuwe procedure
de gevolgen voor de belasting van de schooladministratie in kaart worden
gebracht.
Ook minister Slob ziet voordelen
|
|
| Drs. J.P. (Peter) Kwint |
| |
Groot zijn de opgesomde problemen niet. Er kleven ongetwijfeld nog wel
wat meer problemen aan een nieuwe, digitale procedure maar ik denk dat
al die problemen eenvoudig op te lossen zijn. En de voordelen zijn
evident. Het wegvallen van het gevaar van verlies van examenwerk is
duidelijk. Maar denk bijvoorbeeld ook eens aan de tijdwinst die met
een dergelijke procedure kan worden geboekt. Veel van de nu soms
onverantwoorde tijdsdruk valt weg omdat het versturen geen tijd meer
kost en feestdagen en weekenddagen geen obstakel meer vormen.
In de vergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap van de Tweede Kamer van afgelopen woensdag is deze zaak door
Peter Kwint (SP) aan de orde gesteld . Minister
Arie Slob
liet in zijn antwoord weten dat ook digitale oplossingen hun nadelen
hebben maar dat er op het ministerie in ieder geval serieus naar gekeken
wordt.
Samen met
Peter Kwint vraag ik mij af of de huidige
examencorrectieprocedure nog wel 'van deze tijd' is.
Gerard Koolstra