Zoals u ongetwijfeld weet, vindt als er 'te laat' een
onvolkomenheid in een examen of correctievoorschrift wordt ontdekt of
erkend een aanpassing plaats van de N-term. Over de wijze waarop dit
precies gebeurt, is pas in dit schooljaar wat meer duidelijkheid
gekomen. Zie hiervoor WiskundE-brief 784. Per 2 juni 2018 is de al jaren gangbare
praktijk
ook
in de wet- en regelgeving vastgelegd, inclusief de formules voor
het eerste, tweede en derde tijdvak.
De compensatie van een
"onvolkomen vraag" via de N-term wordt
door het College voor Toetsen en Examens (CvTE) gezien als een
noodmaatregel. Die noodmaatregel wordt alleen toegepast als
herstel via een aanvulling op het correctievoorschrift, gelet op het
tijdstip waarop de fout wordt vastgesteld, naar het oordeel van het
CvTE zou leiden tot een
"te groot risico op onjuistheden bij het
vaststellen van scores op examens". De precieze criteria zijn nu
formeel vastgelegd en gelden ook voor het tweede en derde tijdvak.
Paradoxale formule
De formule die gebruikt wordt voor de berekening van de verhoging van
de N-term voor het eerste tijdvak luidt in de officiële notatie:
9 * Pvrg * Mvrg / L
In deze formule geeft P
vrg aan hoe groot de gemiddelde
relatieve score van de bewuste vraag is. M
vrg is de
maximale score en L is het maximaal te behalen aantal punten voor het
gehele examen.
Een vraag die achteraf gezien niet helemaal goed is gesteld, of
waarbij het antwoordmodel niet klopte wordt wel een
corrupte
vraag genoemd. Het is eenvoudig na te gaan dat het in formule
hierboven in feite gaat om het aantal cijferpunten gaat dat gemiddeld
door alle kandidaten is behaald voor de corrupte vraag. Als voor een
examen 72 punten kunnen worden behaald en de corrupte vraag 4 punten
waard is, dan is die vraag
9 × 4 / 72 = 0,5
cijferpunten waard. In de formule hierboven gaat het om
9 *
Mvrg / L. De
gemiddelde cijferscore op de
corrupte vraag is dan 0,5
Pvrg.
Als de corrupte vraag, ondanks de geconstateerde onvolkomenheid, goed
werd gemaakt, dan is de compensatie hoog. Als op de vraag in kwestie
gemiddeld 80% werd gescoord, dan geldt dat
Pvrg =
0,8. De compensatie op de N-term bedraagt dan maar liefst
0,8 × 0,5 = 0,4. Was de vraag daarentegen slecht
gemaakt dan is de compensatie laag. Bij
Pvrg =
0,27 bedraagt de compensatie bijvoorbeeld slechts
0,27
× 0,5 = 0,1.. Merk op dat de compensatie altijd op één
decimaal wordt afgerond. Hoe slechter de corrupte vraag is gemaakt, des te
lager de compensatie. Aan deze paradox besteedden we in
WiskundE-brief 784
al uitgebreid aandacht.
Uitgangspunten
Het CvTE schrijft dat uitgangspunt van deze werkwijze is dat de
kandidaat die geen punten heeft kunnen scoren op de corrupte vraag,
precies voldoende wordt gecompenseerd. Wat onder
"precies
voldoende" moet worden verstaan, wordt niet nader uitgelegd. Maar
zoals in
WiskundE-brief 784 ook al werd uiteengezet, is de redenering uitgaande
van een corrupte vraag met een cijferwaarde van 0,5 en een
(variabele) P-waarde (de toevoeging
vrg laten we verder
weg) ongeveer als volgt:
- Als iedereen voor de corrupte vraag alnog het maximale aantal
punten krijgt, 'dreigt' de gemiddelde cijferscore voor het examen
stijgen met 0,5(1 − P). De gemiddelde
score voor deze vraag was immers 0,5P en wordt nu 0,5.
- Dat is niet de bedoeling, dus de N-term wordt direct met
0,5(1 − P) verlaagd.
- Sommige kandidaten gaan er netto op vooruit, andere kandidaten
gaan erop achteruit. Het gunstigst is deze maatregel voor kandidaten
die in eerste instantie geen punten scoorden. Zij gaan er netto
0,5 − 0,5(1 − P) = 0,5P
cijferpunten op vooruit wanneer iedereen alle punten krijgt voor
de corrupte vraag.
- Bij compensatie door verhoging van de N-term, de zogenaamde
noodmaatregel, moeten deze kandidaten er niet slechter afkomen
dan wanneer iedereen alle punten had gekregen. Daarom krijgt
iedereen er 0,5P
bij.
Tweede tijdvak
Het tweede tijdvak is vooral van belang om een hoger
eindcijfer te behalen voor een vak. Soms is dit nodig om te
slagen maar dat is lang niet altijd het geval. CvTE en Cito lijken
echter alleen te kijken naar de kandidaten die
in het eerste
tijdvak een onvoldoende hadden behaald voor het CE. De
compensatie wordt namelijk berekend op basis van de gemiddelde
relatieve score van deze groep kandidaten op het examen
zonder de
vraag die aanleiding was voor correctie. De in dat geval gehanteerde
formule luidt:
9 * P-ir * Mvrg / L
In deze formule is P
-ir de genoemde relatieve score van
de kandidaten met een onvoldoende in het eerste tijdvak. Als deze
kandidaten gemiddeld bijvoorbeeld 25 van de 68 punten voor het examen
zonder corrupte vraag hebben gescoord, dan geldt dus
P-ir = 25/68 = 0,367...
Afhankelijk van onvoldoendes
Concreet betekent dit dat leerlingen die het tweede tijdvak om
bijvoorbeeld via een 8,6 voor het CE op een 9 als eindcijfer uit te komen,
bij de compensatie afhankelijk zijn van de gemiddelde score op
het examen van de leerlingen die onvoldoende scoorden in het eerste
tijdvak. Die paradox is nieuw.
Bij het tweede tijdvak speelt echter nog iets anders mee en dit is
ook uitdrukkelijk vastgelegd. De N-term mag niet lager uitvallen dan
de
voorlopige N-term voor het tweede tijdvak. De voorlopige
N-term is meestal gelijk aan de N-term van het eerste tijdvak maar
soms iets lager. In 2016 had wiskunde A vwo bij het eerste tijdvak
een N van 0,9. Daar was in verwerkt de compensatie voor een minder
geslaagde vraag. De voorlopige N-term voor het tweede tijdvak was
dan ook lager, te weten 0,8.
Derde tijdvak
In het derde tijdvak is men gul in de regelgeving. Er zijn dan te
weinig kandidaten om nog statistiek mee te kunnen bedrijven. Als
compensatie voor een minder geslaagde vraag krijgt men dan het
volle pond. Bij een vraag die 0,5 cijferpunten waard is, bedraagt
de verhoging van de N-term bij toepassing van de noodmaatregel
dan dus 0,5.
gk