nummer 752, 9 oktober 2016
Dit nummer wordt gestuurd naar bijna 4500 adressen.
|
De WiskundE-brief is een digitale nieuwsbrief, gericht op wiskundedocenten in het voortgezet onderwijs,
met als doel om een snelle onderlinge uitwisseling van informatie en
meningen mogelijk te maken. De brief verschijnt buiten de schoolvakanties ongeveer
één keer per week. Het abonnement is gratis.
Uw bijdragen aan de WiskundE-brief zijn welkom op het e-mailadres
van de redactie. Op de website van de WiskundE-brief
kunt u zich abonneren, vindt u alle voorwaarden en advertentietarieven en kunt u oude nummers nalezen.
|
Artikelen en bijdragen | | |
Advertenties | | |
Aansluiting havo met het hoger beroepsonderwijs
Op woensdag 28 september 2016 vond de conferentie "Hier havo..., hbo
hoort u mij?" over de aansluiting havo-hbo plaats. Zie ook WiskundE-brief 747. De
bijeenkomst stond in het teken van de nieuwe examenprogrammas bij de
natuurwetenschappelijke vakken en bij wiskunde. In de discussies kwamen
algemene themas echter veel meer aan de orde. Hieronder wat indrukken
en overwegingen.
De instroom in het hbo is zeer divers, variërend van mbo tot vwo. De eisen
van het hbo zijn wat betreft de vakkenpakketten niet altijd robuust te
noemen. Ook binnen het technisch hbo is wiskunde-A vaak voldoende voor
toelating. Wiskunde D wordt nergens geëist en lijdt op havo dan ook
een wat kwijnend bestaan. De uitval in het eerste jaar van het hbo is
groot. Ongeveer een kwart van de havo-instroom begint binnen een jaar
aan een andere studie. Ruim 10 procent van de studenten stopt gedurende
het eerste jaar zelfs helemaal.
Positief over nieuwe ontwikkelingen
Tegen welke problemen loopt men op het hbo dan zoal op? Desgevraagd werden
enerzijds de onvoldoende aanwezige wiskundige basisvaardigheden genoemd.
Maar ook het ontbreken van andere vaardigheden, zoals het correct kunnen
formuleren of het logisch kunnen redeneren, werden genoemd. Er werd vanuit
het hbo dan ook overwegend positief gereageerd op de grotere aandacht in
de examenprogrammas voor de algebraïsche vaardigheden en de wiskundige
denkactiviteiten. Vanuit het voortgezet onderwijs werd er hier en daar
weer gewaarschuwd voor te hoge verwachtingen van de nieuwe programmas met
hun mooi geformuleerde doelstellingen.
Ik hoorde in een voordracht over de nieuwe natuurkunde-examens in dat
verband een treffend verhaal. De bedoeling was dat er bij de nieuwe examens
meer aandacht zou zijn voor redeneren en dat er minder gerekend zou worden.
Om dit te 'borgen', werd er vastgelegd dat maximaal 50% van de punten met
rekenwerk behaald zou moeten kunnen worden. In 2015 lukte dat bijna bij
het eerste nieuwe examen. Bij het tweede examen in 2016 lukte dat ineens
totaal niet meer; meer dan 80% van het examen was 'rekenwerk'.
Korte termijn
Eén van de grote problemen bij de overstap naar het hbo is volgens veel
deelnemers dat er binnen het voortgezet onderwijs erg veel aandacht is
voor korte termijn resultaten. Voor het goed scoren op het schoolexamen
en vooral op het Centrale Examen worden steeds meer lapmiddelen ingezet.
Denk hierbij aan examentrainingen en aan allerlei adviezen om met zo
weinig mogelijk inspanning zoveel mogelijk punten te verzamelen.
Volgens sommige deelnemers zou het goed zijn om minder naar de
eindexamenresultaten van scholen en meer naar resultaten van de geslaagden
in het vervolgonderwijs te kijken.
Grafische rekenmachine
Ook de grafische rekenmachine, hoewel niet geagendeerd, kwam te sprake.
De GR illustreert op treffende wijze de 'kloof' tussen
het voortgezet onderwijs en hbo. Op het hbo wordt veel van ICT gebruik gemaakt.
De GR wordt buiten de lerarenopleiding op het hbo echter
maar zelden gebruikt. Veel verbazing oogstte de mededeling dat de grafische
rekenmachine in alle natuurwetenschappelijke vakken uit de nieuwe programma's
is verbannen maar bij het vak wiskunde nog steeds wordt ingezet.
gk
|
Betrouwbaarheidsintervallen (laten) berekenen
In het nieuwe examenprogramma wiskunde A komt ook het begrip
'betrouwbaarheidsinterval' voor. Werken met het betrouwbaarheidsintervallen
wordt ook op het Centraal Examen getoetst. Het bepalen van een
betrouwbaarheidsinterval op basis van steekproefgegevens zit echter in veel
grafische rekenmachines ingebouwd. Hoe moet je hiermee omgaan?
In het pilotexamen van 2016, 2 e tijdvak, komt de volgende vraag voor:
In het correctievoorschrift staat het volgende:
1−Prop ZInterval
Ik vraag me af of deze betrouwbaarheidsintervallen niet berekend mogen worden
met de grafische rekenmachine. Op de toegestane CASIO fx-CG20 krijg je door in
het Statistics menu te kiezen voor INTR>Z>1-PROP een scherm waar je alleen
de relevante gegevens hoeft in te vullen om de grenzen van het betrouwbaarheidsinterval
te laten berekenen. Voor andere merken en types geldt iets dergelijks.
Het beoordelingsmodel volgend, mis je mogelijk de bolletjes 1 en 3. Maar dan is er
nog steeds algemene regel 2.3.3, die luidt:
"indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en
dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of
gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend
naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;" |
Ik vind dat als een leerling met de grafische rekenmachine het betrouwbaarheidsinterval
berekent en opschrijft wat hij of zij precies op die machine heeft gedaan, je hiervoor
alle punten zou moeten toekennen.
Graag zou ik reacties van collega's willen krijgen. Een reactie van CvTE of CITO zou
natuurlijk helemaal mooi zijn.
Judith Brandsma
|
Het Lerarenregister
Na het plenaire debat in de Tweede Kamer lijkt het er op dat registratie
in het lerarenregister binnenkort verplicht gaat worden. Bezwaren van de Raad
van State hebben onvoldoende indruk op de Kamerleden gemaakt. Het verzoek om
eerst het draagvlak eens nader te onderzoeken, krijgt zo te zien onvoldoende
steun in het parlement.
Het wordt steeds duidelijker dat docenten in hun mening verdeeld zijn over
het nut en de noodzaak van het Lerarenregister. Vooral in en rond besturen
van vakbonden en vakverenigingen tref je mensen die het Lerarenregister zien
als een manier om de positie van leraren te versterken. Anderen zien het
Lerarenregister als een manier om (aspirant) goede docenten te ontmoedigen
met allerlei bureaucratische regels.
Nascholing
Met name de regeling van de verplichte nascholing is een bron van ergernis.
Met het bijwonen van prestigieuze evenementen en mooi vormgegeven, dure 'events'
kunnen de benodigde puntjes bij elkaar worden gesprokkeld terwijl belangrijke
zaken als het bijhouden van vakliteratuur en deelname aan inhoudelijke
discussies met vakgenoten niet in het Lerarenregister worden gehonoreerd.
Sommige critici beweren dan ook dat het lerarenregister er voornamelijk is
voor de, vaak commerciële, aanbieders van allerlei cursussen of workshops.
Informatie over de aanbieders van nascholing en het bijbehorende aanbod is
uitdrukkelijk vertrouwelijk. Het is dan ook lastig om te achterhalen welke
nascholing nu wel of juist niet is goedgekeurd. Ook de redenen van goed- of
afkeuring kunnen niet worden achterhaald. Dit terwijl het voor iedereen,
ook aanbieders, juist weer wel heel gemakkelijk is om na te gaan of een
docent geregistreerd is en hoeveel geregistreerde docenten er verbonden
zijn aan een bepaalde school.
Draagvlak?
Staatssecretaris Dekker vertelde tijdens het debat in de Tweede kamer dat
bijna een kwart van de leraren zich hebben ingeschreven.
Onderzoek
door wiskundecollega Frans van Haandel laat zien dat dit aantal
veel lager ligt. Daarbij moet bedacht worden dat dat registratie nu al verplicht
is voor de aanvraag van bijvoorbeeld een lerarenbeurs. Voor wiskundedocenten
in het voortgezet onderwijs ligt de registratiegraad volgens mij op zo'n 15%.
In het verleden was er naar mijn indruk binnen het bestuur van de NVvW
veel steun voor het Lerarenregister. De laatste tijd hoor ik daar echter
niet zo veel meer over. Wel wordt er tijdens de komende NVvW studiedag een
workshop over de Onderwijscoöperatie georganiseerd. De Onderwijscoöperatie
is de organisatie achter het lerarenregister. Opmerkelijk is het dat
recentelijk ook de sectorraden, waaronder de VO-raad, zich kritisch
hebben uitgelaten over het wetsvoorstel.
gk
Enkele bronnen:
|
Forse kritiek bestuur NVvW op Onderwijs 2032
Afgelopen vrijdag heeft het bestuur van de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (NVvW)
een reactie gepubliceerd op het rapport
"Ons Onderwijs 2032". Eerder ging het om kritische kanttekeningen; nu wordt er
duidelijk stelling genomen tegen een aantal kernpunten van het rapport.
De reactie begint met de constatering dat de verdiepingsfase, ingesteld om de
betrokkenheid van docenten bij Onderwijs 2032 te vergroten, is mislukt. De actieve bijdrage
van docenten aan discussies over dit thema is minimaal geweest. Vervolgens wordt er ingegaan
op recente ontwikkelingen met betrekking tot de curricula van de diverse wiskundevakken. Ook
wordt in navolging met het Deltaplan voor de wiskunde gepleit voor een permanente
curriculumcommissie die verder vernieuwing van het wiskundecurriculum kan begeleiden en
initiëren. De groots opgezette curriculumvernieuwing van Onderwijs 2032 wordt uitdrukkelijk
afgewezen. "Stop met deze groots opgezette curriculum vernieuwing", is de eerste van drie aanbevelingen. De tweede is: "Laat de vernieuwing vanuit de vakken komen."
Vakoverstijgend
Vakoverstijgende activiteiten vormen een wezenlijk onderdeel van de voorstellen van Onderwijs 2032.
Het bestuur van de NVvW is hier zeer kritisch over:
"Daarmee gaat het rapport voorbij aan het feit dat leerlingen nog in een fase van hun leven
zitten waarin zij een vak aan het leren zijn. Uit onderzoeken, zowel in Nederland als in het
buitenland, blijkt dat transfer van de kennis opgedaan bij een vak in de context van een ander
vak heel erg moeilijk is." |
Ruimte voor de wiskundeleraar
De NVvW maakt zich grote zorgen over het te verwachten lerarentekort en de mogelijke verlaging
van de onderwijskwaliteit. Er moet een werkomgeving gecreëerd worden waarin een docent efficiënt
en effectief onderwijs kan voorbereiden en verzorgen volgens professionele standaarden.
Ook wordt gepleit voor de invoering van een verplichte lesurentabel per vak om zo voldoende
onderwijstijd te garanderen. Binnen deze uren zou de vrijheid van docenten groter moeten worden
dan nu.
Aardig, waardig en vaardig
Ook met een ander kernpunt van Onderwijs 2032, te weten het idee dat door middel van een
curriculumvernieuwing invulling gegeven moet worden aan het opvoeden van leerlingen, wordt korte
metten gemaakt.
"Hier slaat het rapport de plank volledig mis. Het is kennelijk in de aanloop van het tot
stand komen van het rapport niet duidelijk geworden dat leraren juist de hele dag óók bezig
zijn met de opvoeding van de leerlingen. Het idee dat hier middels een curriculumvernieuwing
invulling aan gegeven moet worden, vinden we een miskenning van het werk van de leraren op het
gebied van de opvoeding van de leerlingen." |
gk
|
Examenperikelen (reactie 1)
Ik wil graag kort reageren op de bijdrage van Simon Biesheuvel in WiskundE-brief 751.
Want wie mijn stukjes "Vastgeroest" in Euclides regelmatig leest, moet
het opgevallen zijn dat het altijd stukjes met een knipoog zijn. Zeker, ik
wil graag een discussie uitlokken.
In een wereld die door de computer steeds exacter wordt, worden we tegelijkertijd
steeds slordiger. Alleen het resultaat telt; hoe het resultaat verkregen wordt,
is minder belangrijk. Wiskunde is een exact vak met een eigen taal en met een
eigen taalgebruik. Ik zou dat aspect best eens wat meer gehonoreerd willen zien.
Ter geruststelling: Als ik de cursus " Hoe kijk je een examen na" geef,
volg ik, net als bij het nakijken van examens, uiteraard altijd de richtlijnen
van het CvTE zoals die zijn verwoord in het artikel
Gelijke
monniken gelijke kappen.
Ab van der Roest
|
Examenperikelen (reactie 2)
In tegenstelling tot wat Simon Biesheuvel in WiskundE-brief 751 schreef, heb ik met
genoegen het artikel van Ab van der Roest in Euclides jaargang 92 nummer 1
gelezen. Het ging in dat artikel over de interpretatie van het
correctievoorschrift in het geval dat er een grafische rekenmachine moet
worden gebruikt.
Wat Ab in zijn artikel schreef, is mij uit het hart gegrepen. Ik zou zelfs
nog wel een stapje verder willen gaan, zoals ik ook schreef in mijn artikel
" een toelichting is vereist" in Euclides jaargang 88 nummer 4, dat in
aangepaste vorm
via
deze link te vinden is.
Snijpunt berekenen
Bij de vraag " Bereken in 2 decimalen de x-coördinaat van dit snijpunt"
geeft het correctievoorschrift een eerste punt voor het opschrijven van de
vergelijking. Het tweede punt kan worden behaald met een beschrijving van hoe
deze vergelijking met de grafische rekenmachine kan worden opgelost en het derde
punt is voor het uiteindelijke antwoord op de vraag.
Simon Biesheuvel stelt in zijn bijdrage in WiskundE-brief 751:
"Het correct beschrijven hoe je met de grafische rekenmachine aan de oplossing
komt, moet volgens mij dan ook meteen al de eerste twee punten opleveren." |
Hoewel het correctievoorschrift het tot twee maal toe over een vergelijking heeft,
vindt Simon het dus voldoende dat een leerling de procedure op de grafische
rekenmachine en de taal van de grafische rekenmachine gebruikt om dit probleem
op te lossen, zonder die vergelijking te noemen. Ik vind dat geen wiskunde meer.
Zeker bij havo wiskunde B mag je verwachten dat een leerling kan aangeven wat de
algebraïsche procedure is om het snijpunt van twee grafieken te bepalen, ook
al kan hij of zij die procedure niet zonder grafische rekenmachine voltooien.
Als alleen iets als Y1, Y2 en Intersect
of Solve voldoende is voor de eerste twee punten, dan wordt er volgens mij
alleen knoppenvaardigheid en geen wiskunde meer getoetst. Ik zou om die reden
zelfs het tweede punt, het beschrijven van welke knoppen je indrukt, willen
schrappen uit het correctievoorschrift.
Binomiale verdeling
Hoewel ik het ook in het geval van de opgave over de binomiale verdeling uit het
havo wiskunde A examen meer met Ab dan met Simon eens ben, kan ik daar wél een eind
met Simon meegaan als hij vindt dat met binomcdf(15,1/6,2) = 0,53
volledig aan het correctievoorschrift voldaan wordt. Misschien moet je een havo
wiskunde A leerling het niet benoemen en gebruiken van een kansvariabele in dat
geval niet te zwaar aanrekenen.
Blijft de vraag hoe vrij een corrector met het correctievoorschrift kan en mag
omspringen. Waar ligt ergens de grens tussen de Algemene regel 2.3.3 en de NB1
(zie voetnoot)? Naar mijn gevoel ligt die grens dichter bij Ab dan bij Simon.
Erik Korthof
Algemene regel 2.3.3: indien een antwoord op een open vraag niet in het
beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke
argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten
worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;
NB1: Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij
regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend
voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt.
De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift.
|
Examenperikelen (reactie 3)
De knipoog van Ab van der Roest is best aardig. Je hebt er echter niet
zoveel aan als je tweede corrector vindt dat er een punt van de score af
moet omdat de leerling vergeten is op te schrijven welke wiskundige gedachte
er achter zijn of haar rekenmachinetaal verscholen zit.
Het probleem zit hem volgens mij ten diepste in het feit dat we binnen de
wiskunde de grafische rekenmachine een te grote rol hebben toebedeeld.
De producenten van de rekenmachines hebben ons daarvoor beloond met de
productie van steeds geavanceerdere rekenmachines. En dat geeft weer nieuwe
problemen; volg bijvoorbeeld de discussie over de examenstand maar.
Over de twee voorbeelden van Ab van der Roest wil ik het onderstaande opmerken.
Vergelijking oplossen
Als een leerling een vergelijking oplost door op te schrijven Y1=...,
Y2=... en Intersect, dan geeft de leerling daarmee
volgens mij duidelijk aan dat hij of zij een vergelijking oplost. Het eerste bolletje is
daarmee gescoord. Maar inderdaad, het is wel rekenmachinetaal en geen wiskunde.
Binomiale verdeling
De uitwerking binomcdf(15,1/6,2) = 0,53 geeft in één uitdrukking aan wat
er in het correctievoorschrift staat. Binomcdf staat voor " ik gebruik de
cumulatieve binomiale verdeling". De parameters n, p en k zijn genoemd en
het antwoord is correct gegeven. Maar ook hier is het weer rekenmachinetaal en
geen correcte wiskundige notatie.
In beide gevallen kan de leerling punten missen of juist wel krijgen omdat
de examinator en de gecommitteerde het niet eens zijn over hoe het een en ander
beoordeeld moet worden. En welke van de twee docenten, de examinator of de gecommitteerde,
haalt dan zijn of haar gelijk binnen?
De eerste stap
Leerlingen slaan vaak de eerste stap van het correctievoorschrift over en beginnen
direct met het noteren van de uitwerking op de grafische rekenmachine. De uitwerking
van de opgave is dan in rekenmachinetaal genoteerd maar geeft meestal wel goed aan
wat de leerling heeft gedaan en hoe de leerling heeft gedacht. Moeten we deze niet
wiskundige notatie een leerling dan aanrekenen?
De grafische rekenmachine heeft binnen de wiskunde ondertussen zo'n prominente plaats
gekregen dat ik best kan begrijpen dat een leerling een eerste stap, zoals bijvoorbeeld
het opschrijven van een vergelijking, vergeet. Is dat zo belangrijk? Gaat het bij
de wiskunde dan niet vooral om de denkstappen van de leerling? Moet je dan werkelijk met
akelige precisie het correctievoorschrift toepassen?
Bescheiden rol
Net als veel collega's zou ook ik van die rekenmachinetaal verlost willen worden.
Dat betekent dat we de rol van de grafische rekenmachine binnen ons vak moeten
terugdringen en dat we ons weer met echte wiskunde moeten gaan bezighouden. Dat
vraagt veel aanpassingen in methodes en examens. Voorlopig zie ik dat helaas
nog niet gebeuren.
Totdat de grafische rekenmachine weer de gewenste, bescheiden rol heeft gekregen,
zou Cito in het correctievoorschrift misschien wat extra aanwijzingen moeten
geven voor de beoordeling van vragen die met de grafische rekenmachine kunnen of
moeten worden opgelost.
Tineke van den Berg
|
Advertenties
Raaklijn, een nieuw programma van Jan Beuving
Het nieuwe programma van Jan Beuving toert door het hele land: Raaklijn.
Boordevol wiskunde, van Fermat tot Freudenthal, van de tangens tot de rekentoets.
Marjolein Kool na de eerste avondvullende try-out: Komt het zien! Jan is wéééér goed!!!
Kijk voor de speellijst op www.janbeuving.nl, of
klik hier.
|
Moderne wiskunde vernieuwt!
Bij Moderne Wiskunde is er volop nagedacht over de verdere digitalisering van de
methode. Gepersonaliseerd leren is hierbij een sleutelbegrip. Gepersonaliseerd
leren vindt u in de adaptiviteit van onze nieuwe 12 e editie onderbouw
terug.
Wilt u graag een presentatie 'op maat' ontvangen? Stuur dan een e-mail naar
r.houtenbos@noordhoff.nl.
|
WiskundeCongres: de nieuwe generatie!
Op woensdag 16 november 2016 organiseert Noordhoff Uitgevers het
WiskundeCongres in het NBC Congrescentrum in Nieuwegein. Dit jaar
met als thema: de nieuwe generatie!
Ontdek alles over deze dag op www.nuwiskundecongres.nl en schrijf u alvast in!
|
|
|