Ik heb in de jaren een aardige ervaring opgedaan met examenklassen
havo en vwo. Al die jaren liep ik tijdens het corrigeren tegen dezelfde
vijf problemen op. Steeds had ik over die vijf zaken een discussie
met mijn tweede corrector. Vaak heb ik over die vijf zaken geklaagd maar
nog immer is er op dat gebied niets veranderd.
Alle vijf de problemen laten zich goed illustreren met
het
laatste vwo wiskunde A examen en het
bijbehorende correctievoorschrift. Kijk bijvoorbeeld maar eens
naar vraag 8:
"Bereken, uitgaande van de genoemde normale verdeling, de kans dat de
gemiddelde reactietijd van een groep van 22 willekeurig gekozen mannen
631 milliseconden of meer is." |
In het correctievoorschrift staat, na toepassing van
het
erratum op die vraag, dat je het antwoord 0,001 goed moet rekenen.
Mijn eerste twee problemen worden gevormd door de toevoeging "
(of
nauwkeuriger)" in het correctievoorschrift.
1. Ridicule nauwkeurigheid
De kandidaat geeft als antwoord: 0,0005294158629. Dat antwoord is
ontegenzeggelijk nauwkeuriger dan het antwoord in het correctievoorschrift.
De nauwkeurigheid is echter volstrekt ridicuul. Moet je zo'n antwoord
nu nog belonen?
2. Fout maar wel nauwkeuriger
De kandidaat geeft als antwoord: 0,00052. Ook dat antwoord is een stuk
nauwkeuriger dan het antwoord in het correctievoorschrift. Het correctievoorschrift
zit namelijk ongeveer 0,00003 naast het antwoord en de kandidaat zit er maar
ongeveer 0,00001 naast. Er is echter sprake van een afrondingsfout. Moet je de
kandidaat hiervoor nu straffen met puntenaftrek?
3. Continuïteitscorrectie
Ook het derde probleem laat zich met deze examenvraag illustreren. Stel dat
de kandidaat de continuïteitscorrectie toepast en hierdoor op een antwoord
als 0,00062 komt. In de context wordt uitsluitend over gehele milliseconden
gesproken en het ligt dus in de rede dat er tijdens het beschreven experiment
ook op gehele milliseconden werd afgerond. De toepassing van de
continuïteitscorrectie is daarom uitstekend; in feite is de uitwerking van de
kandidaat wél en de uitwerking van het correctievoorschrift niet correct.
Indachtig artikel 2.7 van de Regels voor de beoordeling zou je voor deze
uitwerking echter maar 1 punt mogen toekennen. Gelukkig geeft artikel 2.3.3
hier wat meer vrijheid, alhoewel beide artikelen dan mogelijk wel in
tegenspraak met elkaar zijn. Wat doe je in dit geval?
4. Wanneer ophouden met corrigeren?
Het vierde probleem wordt gevormd door de vraag wanneer je moet ophouden
met het verder corrigeren van een examenvraag. In feite gaat het er steeds
om hoe je nu eigenlijk artikel 2.5 uit de Regels voor de beoordeling toe moet
passen.
Neem bijvoorbeeld vraag 11 van dit examen. Het laatste punt moet je volgens
het correctievoorschrift toekennen voor de conclusie van de kandidaat dat
Bert gelijk heeft. Maar als die conclusie nu is gebaseerd op een volkomen
idiote beredenering? Moet je dat punt dan ook toekennen?
Of kijk eens naar vraag 18. De opdracht luidt daar om het berekende
percentage op twee decimalen af te ronden. Als een kandidaat daar nu op een
volstrekt verkeerde manier een percentage heeft berekend maar dat percentage
vervolgens wel keurig afrondt. Is er dan sprake van een doorrekenfout en moet
je het laatste punt van het correctievoorschrift dan wel toekennen?
Vraag 21 geeft hetzelfde probleem. Stel dat de kandidaat volkomen verkeerde
waarden voor de berekening van de overschrijdingskans gebruikt maar vervolgens
wel beschrijft hoe je op de grafische rekenmachine die kans uit kunt rekenen.
Krijgt de kandidaat het punt van het tweede 'bolletje' toegekend?
Artikel 2.3.6 biedt in bovenstaande gevallen helaas geen duidelijkheid vanwege
de 'tenzij' die in dat artikel is opgenomen.
5. Dubbele punten
In vijf gevallen worden in het correctievoorschrift van dit examen dubbele
punten toegekend aan één 'bolletje'. Klaarblijkelijk was Cito niet in staat
om daar een cesuur in de uitwerking aan te brengen en moet ik dat zelf dan
maar doen. Als advocaat van mijn leerlingen breng ik die cesuur natuurlijk
zo vroeg mogelijk in de uitwerking aan. Dat zorgt echter wel steeds voor
stevige discussies met mijn tweede corrector. Discussies die vermeden zouden
kunnen worden als Cito gewoon even centraal over die cesuur na zou denken.
Gratis suggesties
Ik vind dat een goed correctievoorschrift ondubbelzinnig moet zijn. Wat
betreft de vijf door mij aangekaarte problemen is dat ook relatief
eenvoudig te realiseren. Ik doe daarom Cito de volgende vier suggesties
aan de hand:
- Neem in het vervolg de opmerking "(of nauwkeuriger)" niet meer op.
Neem in plaats hiervan in het correctievoorschrift de gehele verzameling van
goed te keuren antwoorden op. Of gebruik een opmerking als "(alle goed
berekende en goed afgeronde antwoorden met 2, 3 of 4
decimalen goed rekenen)".
- Ga bij iedere kansvraag na of het verdedigbaar is dat de
continuïteitscorrectie wordt toegepast. Zo ja, neem dan in het
correctievoorschrift ook een uitwerking met toepassing van de
continuïteitscorrectie op.
- Neem in de vakspecifieke regels deze regel op:
"Vanaf het punt
dat een kandidaat bij de beantwoording van een vraag kiest voor een foutieve
oplossingsmethodiek, dient de correctie van die beantwoording te worden
gestaakt en mogen er op basis van het vervolg van die beantwoording geen
punten meer worden toegekend." |
- En last but not least: neem in het correctievoorschrift alleen nog maar
'bolletjes' op die precies één punt waard zijn.
Tast toe, collega's van Cito! Het is gratis!
Ton Groeneveld