In WiskundE-brief 724 liet ik zien dat de ontwikkeling van de cijfers voor het Centraal
Examen vrij grillig en de ontwikkeling van de schoolexamencijfers juist heel
stabiel was. In beide gevallen is er sprake van een duidelijke opwaartse trend
maar de ontwikkeling van de CE-cijfers is ronduit spectaculair.
Bij het bekijken van mogelijke oorzaken keken we naar de roemruchte N-termen.
Die spelen incidenteel een rol maar vormen geen afdoende verklaring voor de
ontwikkeling. Hieronder ga ik wat verder in op andere mogelijke verklaringen
voor de ontwikkeling van de examencijfers. Ik beperk me hierbij hoofdzakelijk
tot havo en vwo.
Strengere selectie?
Over dit onderwerp is al veel gespeculeerd. Wordt er de laatste jaren strenger
geselecteerd door gewijzigd beleid van scholen? Of selecteren leerlingen
zichzelf strenger? Is er sprake van een vlucht van 'moeilijkere' naar
'gemakkelijke' wiskundevakken? Dat laatste is nu goed te controleren met de
beschikbare cijfers.
De afgelopen jaren is er op havo en vwo een lichte verschuiving van ongeveer
2 procentpunten te zien geweest van wiskunde B naar wiskunde A. Die verschuiving
lijkt echter van tijdelijke aard te zijn want in 2015 was het percentage
examenkandidaten met wiskunde B op het havo namelijk alweer terug op het
niveau van 2010. En ook op het vwo is de weg omhoog weer ingezet. Wiskunde A
is de afgelopen jaren weliswaar flink gegroeid maar dat ging vooral ten koste
van wiskunde C en de 'niet-kiezers' op het havo.
Het wegvluchten van het vak wiskunde of het wegvluchten van een moeilijkere
wiskundevariant lijkt geen goede verklaring voor de betere examenresultaten
te zijn. Wel is er sinds ongeveer 2010 een lichte verschuiving van vwo naar
havo waar te nemen, na eerst een forse verschuiving naar de andere kant.
Meer aandacht voor het Centraal Examen?
Veel scholen hebben de kernvakkenregeling ondertussen vertaald in hun
bevorderingsnormen. Dat heeft waarschijnlijk geleid tot meer aandacht,
van leerlingen en van scholen, voor het vak wiskunde. Die aandacht vertaalt
zich onder andere in extra intern of extern verzorgde examentrainingen.
Boze tongen beweren dat die extra aandacht misschien ook ten koste gaat of
is gegaan van de aandacht voor de voorgeschreven onderdelen die niet op het
Centraal Examen worden getoetst. Het vereist een grondig onderzoek om over
al deze aspecten goede uitspraken te kunnen doen.
Gemakkelijkere examens?
Er zijn geluiden dat in het Centrale Examen de grote vraagstukken
tegenwoordig veel vaker worden opgehakt in kleinere, beter te behappen brokjes
onderdelen. Daarbij richt de kritiek zich vaak op vwo wiskunde B
1.
Het opsplitsen van grote vraagstukken neemt de leerling veel denkwerk uit handen.
Het CvTE beweert echter met klem dat dat de hogere cijfers op het Centraal
Examen het gevolg zijn van hogere prestaties en dus niet van niveauverlaging
van examens
2.
Een ander aspect is dat het erop lijkt dat docenten en leerlingen zich tegenwoordig
veel beter op het examen kunnen prepareren omdat de examens relatief veel standaardvragen
en relatief weinig originele vragen bevatten. Examens zijn bij een nieuw programma
dan slechts heel even 'lastig' en worden al snel voorspelbaar en dus beter te maken.
Bewijsmateriaal
De kwestie van het niveau van de wiskunde eindexamens ligt gevoelig. De vermoedens
van ervaren docenten staan soms haaks op de beweringen van CvTE-Cito. In het laatste
examennummer van Euclides laten Cito-medewerkers zien dat er concrete aanwijzingen
voor bestaan dat de niveaus van de eindexamenkandidaten bij vmbo KB en vwo A
tegenwoordig hoger liggen. Met name op de relatief gemakkelijke vragen wordt er
hoger gescoord dan vroeger (zie
WiskundE-brief 712). Daar staat tegenover dat de cijfers van
het Centraal Examen steeds verder weglopen van de schoolexamencijfers. Neem je alle
wiskundevakken bij elkaar, dan blijkt dat het gemiddelde van het Centraal Examen in
2010 nog ruim 0,1 punt
onder het gemiddelde schoolexamencijfer lag. In 2015
ligt het gemiddelde van het Centraal Examen daar maar liefst 0,4 punt
boven. Net
als het cijfer voor het Centraal Examen stijgt ook het schoolexamengemiddelde maar
dat gaat in een aanmerkelijk rustiger tempo.
De schoolexamens als anker
Uitgaande van de 'wisdom of the crowds' kun je verdedigen dat het gemiddelde
schoolexamencijfer het niveau van de eindexamenkandidaten beter meet dan het
gemiddelde cijfer van het Centraal Examen. Maar ook die schoolexamencijfers
staan bloot aan kritiek. Schoolexamencijfers werden vroeger misschien weleens
wat 'opgehoogd' om een buffer te creëren voor verwachte lage uitslagen van het
Centraal Examen. Maar dat lijkt nu niet meer relevant.
Wel relevant is het vermoeden dat schoolexamencijfers wellicht vaak kunstmatig
stabiel worden gehouden. Je hoort mensen soms zelfs praten over van te voren door
de schoolleiding gesuggereerde of platweg voorgeschreven gemiddelden. En als je kijkt
naar de ontwikkeling van de schoolexamencijfers over de laatste zes jaar, dan zie
je dat er inderdaad scholen zijn waar bepaalde schoolexamengemiddelden van jaar op
jaar nauwelijks fluctueren. Het gaat hierbij echter duidelijk om een kleine
minderheid; de schoolexamengemiddelden van de laatste zes jaar vertonen
op de meeste scholen een gezonde spreidingsbreedte van 0,5 tot 1,0 punt.
Gezien de grotere overlap in examenprogramma's ligt een nauwe samenhang tussen
CE-cijfers en SE-cijfers voor de hand. Ik beschik niet over de gegevens van alle
examenkandidaten. Ik kan in mijn cijfers dus alleen 'scholen' als eenheid nemen.
De samenhang tussen de CE- en SE-gemiddelden varieert van jaar tot jaar en van vak
tot vak maar de correlatie (r schommelt meestal zo rond de 0,4. Dat
is een vrij zwakke correlatie. Kijk je naar de ontwikkeling van de CE- en
SE-gemiddelden van alle kandidaten over de laatste 6 jaar, dan kom je op een
correlatie tussen 0,4 en 0,5. Ook niet bepaald hoog dus.
De ontwikkeling van de schoolexamencijfers is veel regelmatiger en daardoor ook
'voorspelbaarder' dan de ontwikkeling van de cijfers van het Centraal Examen. Dat
kun je eenvoudig controleren door de trendlijnen over de jaren 2010 tot en met
2014 door te trekken naar 2015 en het op die manier voorspelde gemiddelde met de
werkelijke data te vergelijken. Die waarneming versterkt nog eens mijn opvatting
dat het schoolexamencijfer een heel redelijk beeld geeft van de wiskundige
vaardigheden van de examenkandidaten, met alle kanttekeningen die je daarbij kunt maken.
Conclusies
Ik concludeer voorzichtig dat er door gerichtere training en door meer aandacht voor
de wiskunde als kernvak sprake is van enige verbetering van het wiskundige niveau
van de eindexamenleerling. De cijfers voor het Centraal Examen overdrijven die
verbetering echter behoorlijk. Ik denk dat het op zich sympathieke streven
om leerlingen niet massaal de dupe te laten worden van de aangescherpte
slaag-zakregeling hierbij een grote rol speelt. Het CvTE wijst dergelijke suggesties
van de hand
2 maar heeft naar mijn mening wel wat uit te leggen.
Gerard Koolstra
- Wim Caspers: Bespreking examen vwo wiskunde B 2014.
- www.hetcvte.nl/item/voorlichtingsfilm_centrale_examens.