Afgelopen woensdag is het Advies over de uitwerking
van de referentieniveaus 2F en 3F voor rekenen in toetsen en
examens van de commissie Bosker (zie WiskundE-brief 660) vrijgegeven.
Het rapport is via
deze link
te bekijken. Hieronder worden wat opvallende zaken uit het
rapport belicht.
De commissie kreeg de opdracht om een antwoord te geven op de volgende
drie vragen:
- Is er bij de rekentoetsen vo en de examens mbo sprake van een goede
operationalisering van de referentieniveaus?
- Op welke punten schiet die operationalisering tekort?
- Welke aanbevelingen doet de commissie voor toetsontwikkeling vanaf 2014-2015?
Afbakening
De commissie diende zich uitdrukkelijk niet te bemoeien met het volgende:
- De inhoud van de referentieniveaus.
- Het feit dat rekenen als afzonderlijk onderdeel van het vo/mbo
eindexamen wordt getoetst.
- Het feit dat en de mate waarin de rekentoets in de
slaag-/zakbeslissing wordt meegewogen.
- De niveaus die voor de schoolsoorten zijn vastgesteld.
De commissie heeft zich de vrijheid veroorloofd om een klein beetje
buiten haar opdracht te treden, getuige het volgende citaat uit het
rapport:
"Veel van de gesignaleerde problemen rondom de rekentoetsen/coe's
hebben met andere zaken te maken dan de vraag of deze een goede
uitwerking van de referentieniveaus zijn."
In het rapport komen ook allerlei bezwaren aan de orde tegen de
huidige gang van zaken bij de rekentoetsen. Bezwaren die in de loop
der tijd ook in de WiskundE-brief veelvuldig aan de orde zijn geweest.
Toetsopgaven
De commissie heeft vooral kritiek op de manier waarop de hogere
complexiteit van niveau 3F ten opzichte van niveau 2F is ingevuld.
Dit maakt vaak een gekunstelde indruk. De aanbeveling is dan ook:
"Haal alle gekunstelde denkstappen uit de toetsopgaven van de
rekentoets 3F. Zorg dat het in samenhang toetsen van meerdere
vaardigheden in de rekentoets en het coe voortaan op basis van
dezelfde stappen/kenmerken van complexiteit gebeurt. Ga daarbij na of
alle onderdelen evenredig aan de orde komen."
De problematiek heeft alles te maken met het gebruik van contexten
en het al dan niet toegestaan zijn van een rekenmachine. De commissie:
"Neem in de rekentoetsen ook opgaven op die geen betrekking hebben
op het toetsen van meerdere (domeinspecifieke en domeinoverstijgende)
vaardigheden in samenhang en op het eindniveau, zodat met eenvoudigere
contexten gewerkt kan worden. Gebruik van de rekenmachine kan bij (een
deel van) deze eenvoudigere opgaven uitgesloten worden, mits dat
verantwoord is gezien de gebruikte getallen die in de opgaven voorkomen
en de bewerkingen die nodig zijn om de opgaven op te lossen."
Leereffecten
Een veelgehoorde klacht is dat het door de regelgeving niet goed
mogelijk de leerlingen goed op de rekentoets voor te bereiden,
vooral als ze moeten of willen herkansen. Het leren van gemaakte fouten
is in de huidige situatie erg lastig. De commissie zegt hierover:
"Stel veel meer voorbeeldrekentoetsen beschikbaar om leereffecten bij
leerlingen, leraren, leermiddelen- en toetsontwikkelaars te
bewerkstelligen. Maak zo snel mogelijk, zo veel mogelijk opgaven na
elke rekentoets/coe openbaar. Geef leerlingen (met hun leraar) desgewenst
inzage in het gemaakte werk, volgens dezelfde regels die gelden voor
andere op de computer gemaakte examens."
Een deel van de problematiek lijkt samen te hangen met de keuze
voor digitale examens. De commissie formuleert in dit verband de
volgende aanbevelingen:
"Onderzoek de mogelijkheid van schriftelijke afname naast toetsing per
computer. Onderzoek de mogelijkheden om in de rekentoetsen te werken
met het belonen van tussenstappen) en verken tevens de mogelijkheden
om dezelfde context bij meerdere opgaven te gebruiken."
Meetlat
In januari 2013 (zie onder andere
WiskundE-brief 630) hebben we aandacht besteed
aan de normering van de rekentoets, die voor de buitenstaander niet
altijd even doorzichtig is. De commissie Bosker maakt ook de nodige
kanttekeningen bij de omzetting van scores in cijfers:
"Leg de referentiecesuur voorlopig niet als in beton gegoten vast, maar
laat die in de loop van de tijd geleidelijk toegroeien naar het
gewenste niveau en evalueer deze cesuur regelmatig. Maak met goede
inhoudelijke omschrijvingen en geïllustreerd met voorbeeldopgaven helder
waar de referentiecesuur ligt. Onderzoek de discrepantie tussen de vmbo
wiskunde-examens en de rekentoets (en de verschillen in resultaten) en
bezie wat dit betekent voor de rekentoetsen en/of de referentiecesuur."
De discrepantie tussen vmbo-wiskunde examens en de rekentoets kwam ook
al aan de orde in
WiskundE-brief 661.
Herkansingen
De roep om meer herkansingsmogelijkheden en de mogelijkheden om te
"stapelen", dus om eerst examen 2F en dan examen 3F te doen, wordt
door de commissie ondersteund:
"Zoek door wet- en regelgeving mogelijkheden om de druk op het cijfer
van de rekentoets (coe) te verminderen, bijvoorbeeld door het aantal
herkansingen in vo aan te passen, conform de mogelijkheden in mbo,
of in het afnemen van een schoolexamen (instellingsexamen). Bied
mogelijkheden in wet- en regelgeving voor leerlingen in het vmbo
én het mbo om na het behalen van het 2F-niveau ook 3F te halen."
Eindoordeel
Maar is er nu sprake van een goede operationalisering van de
referentieniveaus? De commissie schrijft hierover:
"Wij zijn (...) van mening dat de rekentoetsen en coe's nog
geen goede uitwerking van de referentieniveaus zijn."
Opvallend is wel dat de validiteit van de rekentoetsen, die door
sommige deskundigen hevig wordt betwist (zie bijvoorbeeld
WiskundE-brief 607)
in het rapport niet uitdrukkelijk ter sprake komt.
Brief
In de begeleidende brief lijkt de toon wat positiever. Daar staat
dat de toetsen ...
""... op een aantal aspecten verbeterd zouden kunen worden,
en dat de referentiecesuren (...) thans nog te hoog lijken te liggen."
De commissie laat ook uitdrukkelijk weten dat zij van mening is dat het invoeren van de
rekentoets een goede zaak is:
"Tenslotte maak ik er u graag op attent dat de commissie unaniem
tot de slotaanbeveling komt om ernaar te streven, de invoering
van de rekentoetsen (...) volgens planning door te laten gaan,
onder de aantekening dat leerlingen niet de dupe mogen worden
van onvolkomenheden in de toetsen en centraal ontwikkelde examens."
gk